GLB pilot De kievit als boegbeeld voor vergroening van de melkveehouderij

Uitvoeringsperiode: 01-03-2019 t/m 31-03-2021
Regio: Overijssel
Status: Afgerond

 

Projectbeschrijving (Project is afgerond)

Probleem

Deze pilot is een van zeven landelijke pilots waarmee BoerenNatuur en LTO input verzamelen voor de Nederlandse invulling van de vergroening van het GLB na 2021.

Aanpak

De pilot wordt uitgevoerd vanuit het perspectief van de kievit en het leefgebied dat de kievit en de kuikens van de kievit nodig hebben, rekening houdend met de inpasbaarheid binnen het boerenbedrijf. Veel maatregelen voor de kievit betekenen echter niet alleen winst voor de kievit, maar ook voor biodiversiteit, landschap, water, bodem en/of klimaat. Door de kievit (waarvan de bescherming dringend aandacht vereist) als boegbeeld te nemen, wordt de pilot niet alleen concreet en praktisch, maar heeft hij ook een wervende uitstraling naar (potentiële) deelnemers.

Voor het testen van de praktijkmaatregelen zijn vier pilotgebieden geselecteerd waar specifieke beheermaatregelen voor de kievit worden getroffen. Een deel van de pilotgebieden overlapt met gebieden die door de provincie voor weidevogelbeheer zijn begrensd binnen de regeling ANLb. Een deel wordt bewust buiten deze begrenzing gekozen, omdat het GLB in principe toegankelijk is voor alle melkveehouders. In de deelgebieden worden voor de kievit geschikte locaties gezocht, waar een optimaal beheer wordt uitgestippeld. Op de bedrijven met de betreffende percelen is dus relatief veel beheer aanwezig. Tussen de locaties met optimaal beheer worden stroken ingericht bij bedrijven waar minder beheer aanwezig is, maar waardoor de kievit (met kuikens) ook tussen boerderijen met veel beheer voedsel en veiligheid kan vinden. Zo ontstaat er als het ware een netwerk aan maatregelen, waarbij de ene agrariër meer beheer heeft dan de andere. De wensen en mogelijkheden van de agrariër spelen hierbij uiteraard een nadrukkelijke rol.

Er wordt een mix van maatregelen getest die bedrijfstechnisch haalbaar zijn en die de kievit ten goede komen. Voorbeelden hiervan zijn drassige situaties, kruiden- en insectenrijke stroken en een aangepast bemestingsregime. De maatregelen verschillen in impact op de bedrijfsvoering, waarbij de agrariër uit een lijst met maatregelen kan kiezen wat binnen de bedrijfsvoering past. Naarmate meer en zwaardere maatregelen genomen worden voor de kievit, dan is de bijbehorende vergoeding ook hoger.

Eindresultaat

In de tweejarige pilot in Noordwest-Overijssel zijn vier deelgebieden geselecteerd (Kallenkote, Mastenbroek, Tolhuislanden en Wijthmen), waar 52 deelnemers maatregelen voor de kievit hebben toegepast. Speciaal voor de pilot zijn vijf kievitpakketten samengesteld (randenbeheer, al dan niet in combinatie met ruige mest en/of natte condities). Daar bovenop kon een bredere set aan mozaïekpakketten (beheer zoals we dat kennen uit het ANLb) worden gekozen. In drie van de vier gebieden lagen bovendien al ANLb-contracten.

Succesvol netwerk van randen voor de kievit: het doel was om in elk van de vier gebieden een effectief netwerk aan randenbeheer te realiseren, op kansrijke plekken aangevuld met volvelds beheer. Dat is goed gelukt, dankzij de persoonlijke werving (groepsbijeenkomsten en keukentafelgesprekken), een verplichte ‘kievitworkshop’ en een regierol van het Collectief bij de situering van het volveldsbeheer. Vooral in gebieden waar al ANLb was gecontracteerd, lukte het goed om effectieve beheermozaïeken te creëren. Tijdens de workshop hebben verschillende deelnemers de situering van hun randen aangepast en ze op kansrijkere plekken neergelegd. Uit de weidevogelmonitoring blijkt dat de randen een zelfstandige functie hebben voor kieviten(gezinnen): ze zijn regelmatig in en nabij pilotranden aangetroffen. Vooral in drassige delen en in randen langs bouwland zijn veel kieviten geteld. Daarnaast hebben de randen een functie voor andere weidevogels en voor zoogdieren, zoals haas en ree. De meeste deelnemers vinden de maatregelen goed inpasbaar en de vergoeding toereikend.

Lessen voor het nieuwe GLB

  • Randenbeheer en ruige mest zijn geschikte maatregelen voor de ecoregeling: ze zijn niet alleen gunstig voor de kievit, maar voor een veel breder scala aan GLB-doelen (naast biodiversiteit ook voor bodem en water) en ze zijn goed controleerbaar vanuit de lucht. De situering van de randen hoeft dan niet tevoren te worden ingetekend; voor ruige mest geldt een meldingsplicht. Drassige delen zijn vanuit de lucht moeilijk waar te nemen.
  • Het aanreiken van de juiste kennis heeft sterk bijgedragen aan een effectieve uitvoering van de maatregelen, de motivatie van de deelnemende boeren en het toewerken naar een gezamenlijk doel, zoals de samenhang in randen in de gebieden.
  • Het Collectief denkt met een adviserende rol in de ecoregeling de effectiviteit van de maatregelen aanmerkelijk te kunnen verhogen. Een ruimtelijk sturende rol zoals in het ANLb ligt minder voor de hand – daarvoor zijn de aantallen deelnemers straks te groot. Bovendien hebben randenbeheer en ruige mest een hoog ‘altijd goed’-karakter. Het GLB zou ook financiering moeten bieden voor de extra organisatiekosten van die adviserende rol.
  • Ecoregeling en ANLb kunnen elkaar prima versterken: het netwerk van randen wint voor weidevogels aan betekenis met aanvullend volvelds beheer onder ANLb. In gebieden die niet voor het ANLb zijn begrensd is het verstrekken van informatie over de uitvoering van de maatregelen extra belangrijk.

Website: Eindrapportage-GLB-pilot.pdf (collectiefnoordwestoverijssel.nl)

Projectleider

Projectleider
Esther Graaskamp
Collectief Noordwest Overijssel
06-1288 9965